Voorafgaande aan het sluiten van een huurovereenkomst is het altijd belangrijk dat ook goed wordt gekeken naar de planologische bestemming van het pand. Het voor het pand geldende bestemmingsplan bepaalt immers welke bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. De gebruiksmogelijkheden kunnen per pand verschillen. Algemeen bekend is dat in lang niet alle panden een horecabedrijf mag worden gestart. En zelfs als een pand al een horecabestemming heeft, dan maakt een gemeente vaak ook weer onderscheid in het soort horeca dat mag worden gevestigd. Het onderscheid tussen de diverse horecacategorieen is lang niet altijd even duidelijk. Voor horeca was het daarom altijd al belangrijk om een goede bestemmingsplancheck uit te voeren alvorens een huurovereenkomst te sluiten.
Vanwege het steeds stringentere horecabeleid van de gemeente Amsterdam is een goede bestemmingsplancheck bij nieuw vestiging van horeca echter steeds belangrijker geworden. Dit geldt ook omdat het gemeentebestuur van Amsterdam steeds minder terrassen wenst toe te staan.
Maar de gemeente Amsterdam is niet alleen strenger geworden bij het toestaan van nieuwe horecazaken! Ook het vestigen van een detailhandel is niet meer zonder meer toegestaan.
Met de vaststelling van het bestemmingsplan ‘Winkeldiversiteit, Centrum’ heeft de gemeente Amsterdam sinds 18 juli 2018 een zeer vergaand verbod vastgesteld op de nieuw vestiging van onder andere toeristenwinkels, souvenirwinkels, eetwinkels, mini-supermarkten, growshops, kantoren met baliefunctie voor toeristen en een mengformule bij een winkel met een voedselwarenassortiment e.d. (deze opsomming is niet volledig!).
De gemeente Amsterdam is vervolgens zeer streng gaan handhaven op nieuw gevestigde winkels en bedrijven die mogelijk in strijd met deze verbodsbepalingen zijn geopend. Hoge boetes en zelfs directe sluitingen waren het gevolg.
De Raad van State heeft de afgelopen maanden in richtinggevende tussen-uitspraken aangegeven dat de ingrijpende verbodsbepalingen niet in strijd met het (Europees) recht leken te zijn. Recentelijk heeft de Raad van State dit in haar zogenaamde bodemuitspraak van 15 april 2020 definitief bevestigd.
Volgens de Raad van State heeft de gemeenteraad van Amsterdam voldoende aangetoond dat er op dit moment sprake is van een monocultuur van winkels en voorzieningen in het centrum van Amsterdam en dat het daarom noodzakelijk is om nieuwe winkels die zich richten op toeristen te weren.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State acht het verbod niet in strijd met de Europese Dienstenrichtlijn (vrij verkeer van goederen en diensten) en ook niet discriminerend. Ook acht zij de definities voldoende duidelijk.
Maar de rechtspraktijk leert al vele jaren dat juist de uitleg van definities in bestemmingsplannen tot vergaande juridische discussies kan leiden. En daar zal ook deze uitspraak van de Afdeling geen einde aan maken. Het centrum van Amsterdam wordt nu eenmaal met name bezocht door toeristen. Hoe zorg je dan dat jouw nieuwe winkel door de gemeente Amsterdam niet wordt aangemerkt als een toeristenwinkel, een eetwinkel of een andere verboden activiteit?
De rechtspraktijk heeft uitgewezen dat ondernemers deze vragen niet te lichtzinnig moeten beantwoorden, want als gezegd: de gemeente Amsterdam treedt hard en onverbiddelijk op als zij van mening is dat het bestemmingsplan wordt overtreden.
Het is dan ook meer dan ooit van groot belang dat voorafgaande aan het tekenen van een huur- of koopovereenkomst zorgvuldig onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van het bestemmingsplan, zelfs als de bedrijfsactiviteiten min of meer ongewijzigd worden voortgezet!
Maar juist de uitleg van de definities vormt een groot risico bij een nieuw te vestigen onderneming in het centrum van Amsterdam.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!