Op 24 december 2021 is het hoogste woord eruit. De Hoge Raad heeft de coronacrisis en de overheidsmaatregelen bestempeld als een omstandigheid die moet leiden tot een huurkorting.
Eerder schreven wij al over dit onderwerp. Aan de uitspraak van de Hoge Raad ging een advies van de procureur-generaal vooraf. De Hoge Raad volgt nu dit advies op de belangrijkste punten op. Een huurder die voor zijn omzet afhankelijk is van de komst van publiek in zijn winkel en deze niet of slechts in geringe mate kan exploiteren, heeft recht op een huurkorting. Dit geldt voor huurovereenkomsten die voor 15 maart 2020 zijn gesloten.
Volgens de Hoge Raad vormen de coronacrisis en de sluiting géén “gebrek”, maar dat neemt niet weg dat via de “onvoorziene omstandigheden” alsnog tot een huurkorting wordt gekomen. De overheidsmaatregelen zijn algemeen van aard en hebben niet specifiek betrekking op de verhuurde zaak, zodat dus geen sprake is van een gebrek. De berekeningswijze is dezelfde die de PG reeds adviseerde, namelijk de “Vastelastenmethode”.
Het arrest geeft echter niet op alle vragen antwoord. Onduidelijk blijft wat exact tot de vaste lasten mag worden gerekend. Onduidelijk blijft ook hoelang aanspraak blijft bestaan op huurkorting. Voor de horecasector valt deze berekeningswijze een stuk ongunstiger uit dan de berekening op basis van omzetdaling (de omzetmethode). Aangezien het in dit specifieke geval ook ging om een horecabedrijfsruimte blijft het opmerkelijk dat de horecabranche vereniging Koninklijkje Horeca Nederland, niet is gevraagd om input, zoals bijvoorbeeld INretail (belangenvereniging voor de detailhandel/winkeliers) wel is gevraagd.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!