Horecabedrijven die alcoholische drank schenken of tappen dienen in Nederland over een Drank- en Horecavergunning te beschikken. Anders dan deze naam misschien doet vermoeden ziet deze vergunning alleen op het verstrekken van alcoholische drank. Dit is dan ook gelijk de reden waarom er nu een voorstel ligt om de naam van de wet te veranderen van “Drank- en Horecawet” naar “Alcoholwet”.
Wanneer het aan de regering ligt, ondergaat de wet samen met deze naamswijziging een zevental aanpassingen. De nieuwe wet bevat hierbij regels aangaande de online verkoop van alcohol en kortingsacties van meer dan 25%. Daarnaast bevat het voorstel een uitbreiding van strafbaarstelling. Dit ziet op de zogenoemde “derdenverstrekking”. Concreet houdt dit in dat een persoon welke drank doorgeeft aan een minderjarige onder de nieuwe wet strafbaar is. De nieuwe regels maken het daardoor mogelijk om de afnemers van alcoholhoudende drank te bekeuren in plaats van slechts de verstrekkers ervan, waarbij gelijk wordt bepaald dat voor de controle op naleving van de wet minderjarige “undercover” testkopers mogen worden ingezet.
Alcohol in detailhandel?
Een naar onze mening onderbelichte voorgenomen verandering betreft het schrappen van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet 1999. Deze voorgenomen wijziging is bijzonder te noemen omdat de regering eerder – bij de evaluatie van de Drank- en Horecawet – had aangegeven hier geen heil in te zien.
Met het schrappen van dit besluit vervallen specifieke eisen welke nu gelden voor horecabedrijven. Onder de huidige regelgeving dienen horecabedrijven aan een aantal (bouwkundige) eisen te voldoen, waarbij er regelmatig sprake is van flinke investeringen. De minimale oppervlakte- en hoogte eisen zijn lang niet altijd problematisch, maar voor de minimale luchtzuivering dienen nogal eens forse maatregelen getroffen te worden. Daarnaast stelt de huidige wetgeving ook bijzonder gedetailleerde eisen aan toiletvoorzieningen, welke onder de nieuwe wet lijken te vervallen.
In het verleden is de horecabranche nogal eens kritisch geweest over deze eisen, terwijl deze tegelijkertijd ook een bepaalde mate van concurrentiebescherming bewerkstelligde. Door de minimale eisen aan het gebouw werd immers voorkomen dat ‘niet-horecaondernemers’ tevens alcohol zouden kunnen verstrekken zonder hieraan te voldoen. De investeringen welke gepaard gaan met het voldoen aan de bouwkundige eisen, was voor gevestigde horecabedrijven dan ook vaak aanleiding om geen voorstander te zijn van het schrappen hiervan.
In de meest recente evaluatie van de Drank- en Horecawet werd het schrappen van de bouwkundige eisen niet als een gunstige ontwikkeling gezien. Hiermee worden potentieel talloze nieuwe drankverstrekkingslocaties gecreëerd, hetgeen de wetgever niet wenselijk achtte. Opvallend genoeg lijkt dit standpunt nu verlaten te worden en lijkt een niet-horecabedrijf, welke geen investeringen heeft gedaan om te voldoen aan de bouwkundige eisen, straks net als een horecabedrijf in aanmerking te kunnen komen voor een vergunning voor het verstrekken van alcohol.
Hierbij maakt het wetsvoorstel niet helemaal duidelijk welke doelstelling de landelijke wetgever heeft met betrekking tot het zogenoemde “blurring”. Onder blurring wordt verstaan: het mengen van detailhandel en horeca. Het voorstel lijkt hier op twee gedachten te hinken, aan de ene kant worden er eisen geschrapt, (hierdoor is het straks voor bijna elk gebouw mogelijk om een ‘alcoholvergunning’ te verkrijgen), aan de andere kant vervalt met het schrappen van het besluit ook de mogelijkheid om een ruimte op eenvoudige wijze op te splitsen.
Zo maakt het huidige besluit het bijvoorbeeld mogelijk voor een warenhuis om op dezelfde verdieping een restaurant en een kapsalon te exploiteren. Bij het schrappen van het besluit zal een dergelijke verdieping al snel als één ruimte aangemerkt worden, waardoor deze combinatie niet langer is toegestaan. Met het schrappen van het besluit is er sprake van minder regels, maar tegelijkertijd dus ook van minder (mogelijke) uitzonderingen (mogelijkheden).
Gezien het feit dat de huidige regering structureel heeft aangegeven om geen voorstander te zijn van blurring en het daarmee creëren van nieuwe verstrekkingspunten, ligt het in de rede om aan te nemen dat met het schrappen van het besluit mede wordt beoogd om paal en perk te stellen aan bedrijfsvormen welke zich richten op zowel detailhandel als horeca. De huidige regelgeving maakt het bijvoorbeeld nog mogelijk dat eenzelfde uitbater in het ene lokaal een café exploiteert en in het naastgelegen lokaal een slijterij of winkel; een dergelijke combinatie is onder de nieuwe wetgeving wellicht niet meer mogelijk.
Hierdoor kan het zo zijn dat bestaande horecaondernemingen geconfronteerd worden met verplichte bouwkundige aanpassingen (investeringen), terwijl bestaande detailhandel straks zonder noemenswaardig investeringen een alcoholvergunning kan verkrijgen.
Merkwaardig genoeg heeft dit onderwerp in het wetsvoorstel tot nu toe weinig aandacht gekregen. Het wetsvoorstel bevindt zich momenteel in de zogenoemde “internetconsultatie”, hierbij kunnen partijen tot 8 mei 2019 online een reactie indienen. Wij sluiten niet uit dat het voorgenomen intrekken van het besluit nog het nodige stof gaat doen opwaaien en dat brancheorganisaties in de horeca hierop nog zullen reageren.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!